Vervoer

In de steden zijn de belangrijkste straten en kaden met natuursteen of baksteen verhard.

De rest van de wegen zijn van grond en zand. Als de zon een paar dagen flink heeft geschenen, werpen de paarden die de koets trekken met hun hoeven grote stofwolken omhoog.

Als het regent verandert de weg vaak in een grote modderpoel. Bij weer of geen weer, kuilen zijn er altijd in de weg. Een rit met een koets is daarom geen pretje.

De trekschuit

Nee, een reis in de trekschuit is veel prettiger.

Het duurt wel redelijk lang voordat je op plaats van bestemming bent, maar je kunt tenminste rustig zitten. Tijdens een tocht met een trekschuit kun je lekker kletsen met iedereen.

Meestal krijg je de laatste nieuwtjes te horen, de schuitepraatjes.

Een pad buiten de stad in de 16e eeuw
Trekschuit

Koetsen

De rijke kooplieden en de mensen van adel reizen niet met de trekschuit.

Zij hebben hun eigen koetsen, met zachte stoelen en goede vering. Ze willen ook niet tussen ons 'gewone' mensen zitten, zij zijn de regenten.

Open koets

Naast de trekschuit en de koets kun je ook te paard reizen. Niet iedereen heeft echter een paard. Ook kun je met een toeslede reizen.

Dit is een slee achter een paard, die veel gebruikt wordt voor het vervoeren van materialen. Te voet is misschien nog altijd het beste, zolang je niet al te ver weg moet.